De werknemer is per 1 oktober 2019 in dienst getreden bij een hotel voor de duur van een maand. De werkgever heeft op 31 oktober 2019 per brief bevestigd dat de arbeidsovereenkomst met 6 maanden wordt verlengd en het salaris zal worden verhoogd. Na afloop van de termijn is de overeenkomst voortgezet. De werknemer heeft nog werkzaamheden verricht.
De werkgever heeft gevraagd aan de werknemer om een brief te ondertekenen waarin staat dat de arbeidsovereenkomst wederom wordt voortgezet met 3 maanden. De voorwaarden waaronder zullen niet wijzigen. De werknemer weigerde de brief te ondertekenen. De werkgever heeft de werknemer naar huis gestuurd. De werknemer heeft gesteld dat hij bereid en beschikbaar is zijn werkzaamheden te hervatten.
Verzoek
De werknemer heeft verzocht het hotel te veroordelen om binnen 10 dagen de aanzegvergoeding aan hem te betalen. Het zou gaan om een bedrag van 1.850 euro netto. De werknemer stelt dat de arbeidsovereenkomst stilzwijgend is verlengd. Hij heeft immers na afloop van de periode nog werkzaamheden verricht voor het hotel. Daarmee zou de overeenkomst stilzwijgend door de werkgever zijn verlengd. De arbeidsovereenkomst zou hierdoor met nogmaals 6 maanden zijn verlengd. De werknemer wilde niet instemmen met de verlenging van 3 maanden die mondeling overeen zou zijn gekomen. Daarbij komt het feit dat de werkgever niet tijdig heeft geïnformeerd over het al dan niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en de voorwaarden waaronder. Daarom zou een aanzegvergoeding verschuldigd zijn.
Werkgever stelt dat geen sprake is van een stilzwijgende verlening. Tijdens een gesprek zou mondeling overeen zijn gekomen dat de arbeidsovereenkomst met 3 maanden zou worden verlengd. Daarom heeft de werkgever ervoor gekozen om dit niet meer schriftelijk te bevestigen. Later is toch een schriftelijke bevestiging van de verlening overhandigd ter ondertekening. Werknemer wilde een kopie meenemen naar huis om deze eerst goed door te lezen, om de andere dag een getekende versie mee te nemen. Het getekende exemplaar is nooit tot stand gebracht.
Werknemer heeft toen aan werkgever laten weten het niet eens te zijn met de verlening van 3 maanden en eiste minimaal 1 jaar maar ten minste 6 maanden verlening. De werkgever wilde hier niet in meegaan. Werknemer heeft meermaals geweigerd om de verlening van 3 maanden te ondertekenen. Daarna is de toegang tot de werkvloer ontzegd.
Werkgever is dan ook van mening dat geen aanzegvergoeding is vereist, nu een mondelinge verlening was overeengekomen. De schriftelijke bevestiging die later werd gestuurd, wilde de werknemer nooit ondertekenen.
Beoordeling
Een aanzegging moet plaatsvinden door de werkgever als de arbeidsovereenkomst niet wordt verlengd en ook als wel een verlening wordt gerealiseerd. De werkgever moet een maand voor het eindigen van de oorspronkelijke arbeidsovereenkomst de werknemer schriftelijk vermelden dat en of de overeenkomst wordt voortgezet en onder welke voorwaarden (art. 7:688 lid 1 BW). Het schriftelijkheidsvereiste is van dwingend recht. Indien de werkgever dit nalaat, dan is de werkgever een aanzegvergoeding verschuldigd ter hoogte van het loon voor een maand (lid 3). Indien te laat is aangezegd, is een vergoeding verschuldigd voor een bedrag bedrage van het loon over de periode dat de verplichting te laat is nagekomen.
In dit geval was de werkgever te laat aan zijn aanzegverplichting heeft voldaan. Dat de brief tijdig zou zijn overhandigd is niet gebleken. De werkgever draagt de bewijslast. De rechter gaat ervan uit dat de werkgever zijn aanzegverplichting in het geheel niet is nagekomen. De aanzegvergoeding zoals verzocht wordt toegewezen. De werkgever moet een bedrag van 1.850 euro netto betalen aan werknemer.
Klik hier voor de volledige uitspraak.
Silver Advocaten
Heeft u een arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact met ons op. Wij helpen u graag.
Wij staan voor u klaar
- Wij laten niet los
- 10+ jaar ervaring
- Eerlijk en transparant