Min-uren moeten onbetaald worden ingehaald

Werknemer heeft in 2019 een verzoek bij het UWV ingediend om de arbeidsovereenkomst wegens bedrijfseconomische omstandigheden te beëindigen. Het UWV heeft in 2020 toestemming gegeven voor de ontbinding. Op dat moment was een ontbindingsprocedure aanhangig. De werkgever kiest ervoor de uitkomst van de ontbinding af te wachten en maakt geen gebruikt van de toestemming van het UWV.

Het ontbindingsverzoek wordt in eerste aanleg afgewezen. Werkgever is het niet eens met het oordeel en besluit hoger beroep in te stellen. Werkgever besluit opnieuw het UWV om toestemming te vragen en krijgt dan ook toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Werknemer is het daar niet mee eens, en besluit bij de kantonrechter in beroep te gaan. Er wordt verzocht om een om toekenning van de transitievergoeding en een billijke vergoeding. Subsidiair wordt verzocht om herstel van het dienstverband en een vergoeding voor de periode dat het dienstverband beëindigd is geweest.

Werkgever besluit in zijn beroepschrift het verzoek aan te passen, en verzoekt om een voorwaardelijke ontbinding. Hij heeft de arbeidsovereenkomst inmiddels met toestemming van het UWV opgezegd.

Oordeel hof

Naar het oordeel van het hof kan de werkgever niet voor het eerst in hoger beroep verzoeken om een voorwaardelijke ontbinding als de rechter in eerste aanleg een verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst op grond van art. 7:682 BW heeft toegewezen. Daarom wordt werkgever niet-ontvankelijk verklaard. Werkgever had in eerste aanleg al een verzoek tot voorwaardelijke ontbinding moeten indienen.

Klik hier voor de volledige uitspraak.

Silver Advocaten

Heeft u een vraag over ontbinding van de arbeidsovereenkomst of een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan vrijblijvend contact met ons op.

Wij staan voor u klaar

  • Wij laten niet los
  • 10+ jaar ervaring
  • Eerlijk en transparant
Stel ons uw vraag Laat ons u bellen